Picknicken op de regenboog
Papa is er niet meer, zei mama. Of ze wel goed gezocht had, vraag ik haar? In de kast, onder het bed, in de tuin achter de boom? Mama legt haar handen in haar schoot en herhaalt, papa is er niet meer. Wat bedoelt mama daar toch mee?
Ik heb papa al een hele tijd niet gezien. Hij is er niet meer, maar waar is hij dan heen? Danst hij de macarena in Spanje of trekt hij rond met een grote rugzak in het oerwoud? Misschien beklimt hij de bergen in Alaska of doorvaart hij zeeën met een grote boot? Jammer dat hij geen tijd heeft om een kaartje te sturen.
Elke ochtend wanneer de rest van de wereld nog slaapt en de zon net aan de hemel schijnt, kijk ik uit het raam om te kijken of zijn auto er weer staat. Zijn plaats blijft maandenlang leeg. Ik ben bang dat hij zijn weg niet meer terug vindt.
Op één van die ochtenden verschijnt er een grote regenboog aan de hemel. Ik glimlach voor de eerste keer in een lange tijd. Sinds papa weg is, mag je niet meer lachen in dit huis. Niemand heeft het me gezegd, maar iedereen kijkt altijd somber. Zeker wanneer ze naar de foto van papa kijken op de kast. Dat vind ik vreemd, het is toch een leuke foto?
Ik zie dat de regenboog achter de zijkant van het huis verdwijnt, richting onze tuin. Misschien moet ik hem wat dichter gaan bekijken. Wanneer ik de deur naar de tuin opentrek, overvalt een gloed mij. Ik knijp mijn ogen fijn.
In onze tuin is er plots een grote weg naar de wolken toe. Rode, oranje, gele, groene, blauwe en paarse baantjes vinden hun weg naar boven. Zou ik erop kunnen staan? Met de tippen van mijn tenen reik ik er voorzichtig naar toe. Hierna zet ik mijn volledige voet erop en merk ik op dat ik erop sta. Waar zou ik uitkomen? Ik kijk nog één keer naar mijn tuin voor ik naar de wolken begin te lopen.
Het is een heel eind naar boven. Mijn zweetdruppels druppen op de regenboog. Ik ga doorheen een lichte mist, dit moeten de wolken wel zijn. Ik blijf lopen totdat ze zich onder mij bevinden, het lijkt net alsof ik boven een veld vol suikerspinnen sta. Dan zie ik voor mij een man met een grote glimlach op zijn gezicht. Ik houd mijn adem in en schreeuw uit, hier was je dus al die tijd!
Ik loop naar hem toe en spring in zijn armen. Hij draait me rond tot ik duizelig word, zoals hij vroeger altijd deed. Zijn armen wikkelen zich rond mij. Mijn kleine meid, fluistert hij. Waarom hij weg gegaan is, vraag ik? Ik ben niet weg gegaan, ik was hier al die tijd. Aan het wachten op mama en jou. Of hij dat nooit meer wil doen, ons zo lang alleen laten. Hij geeft me een kus op mijn snoet en mompelt, nooit meer. Ik blijf hier, op de regenboog, kom me maar bezoeken wanneer je maar wil.
Iedere ochtend, voor de wereld wakker wordt, picknicken papa en ik op de regenboog.