Picknicken op de regenboog II

Ik vouw de was op op ons bed. Leg hem daarna in de kast. En vraag me af of er ooit een einde komt aan de was.

Ik zie iets door het raam, iets dat ik niet meteen geloof. Ik knijp mijn ogen even toe en open ze weer. Zou ik dromen? Exact zoals ik het mij herinner, al leek het na al die jaren eerder een vergezochte droom dan een herinnering.

Een regenboog, als een pad vanaf het raam tot aan de wolken. Ik kijk naar de tuinen van de buren, waar zo vroeg op de ochtend niemand is. Zou ik de enige zijn die dit ziet?

Ik schud mijn hoofd. Het was toen een droom, het is nu een droom. Het is het slaaptekort, het doet me dingen zien die er niet zijn, ik ben er zeker van. Ik sluit mijn ogen, wanneer ik ze terug open, zal de regenboog weg zijn. Tien, negen, acht, zeven, zes, vijf, vier, drie, twee… Stiekem kijk ik al door een spleetje van mijn ogen. Een regenboogpad glanst voor me, van het raam tot aan de wolken.

Er is maar één manier om te ontdekken of dit echt is. Ik doe het raam open. Steek mijn ene voet door het raam. Houd me vast aan de rand en laat mijn andere voet volgen, mijn zitvlak op de vensterbank. Voorzichtig steek ik de tip van mijn teen uit naar de regenboogweg. Bij de aanraking komt alles terug. Het rennen naar boven. De wolken die als suikerspinvelden onder me liggen. En op het einde van de regenboogweg mijn papa. Ik voel een warme gloed door heel mijn lichaam: het was echt toen, het is echt nu.

Ik gooi de voorzichtigheid overboord, spring met beide benen op de regenboog en begin te rennen naar de wolken. De adrenaline doet me vliegen over de regenboog. Ik kom bij de wolken en vertraag. Ik laat de mist mij omarmen wanneer ik erdoor wandel. Ik laat de wolken achter me en zie ze als luchtkastelen onder mij. En op het einde van het regenboogpad zie ik een lang man met een borstelige snor, zijn handen in zijn zakken, geen dag ouder geworden dan mijn herinnering van hem.

‘Papa!’ ik ben terug dat kleine meisje dat naar hem loopt. Hij zwiert me, licht als een veer, rond, alsof ik geen gram meer weeg dan toen.

Hij zet een stap naar achter en krabt aan zijn oor. ‘Je bent een vrouw nu, hé.’

We wandelen zij aan zijn over het regenboogpad. Ik zie hem naar me kijken, mij volledig in hem opnemen. Hij zwijgt.

‘Was je hier, al die tijd?’

Hij knikt. Zijn handen in elkaar geslagen achter zijn rug. Ik vuur alle vragen waar ik altijd al mee zat op hem af. Hoe hij zijn koffie drinkt? Welk koekje hij er graag bij eet? Leest hij ook graag boeken als mij? Wat was het beste concert dat hij ooit heeft gezien? Hoe hij was als kleine jongen? Is hij altijd zo stil geweest? Hij haalt zijn wenkbrauwen op, zo van, kind, wat vraag je me toch allemaal. Zijn antwoorden wikt en weegt hij, zodat er geen woord te veel valt. ‘Je praat net zo veel als je moeder.’

‘Heb je ons gezien van hier boven? Onze levens?’

Hij knikt.

‘Dus je weet het? Dat ik mama ben?’

Zijn snor glimlacht met hem mee. ‘Een jongen. Siya.’

‘Ja, klopt. Al één jaar. Een echte deugniet.’

‘Zo zijn jongens. Jij niet, jij was altijd braaf. Rustig. Alleen ’s nachts niet.’

Ik lach. ‘Siya is ook geen goede slaper. Ik heb het aan mijn eigen genen te danken, vrees ik.’

Het is even stil wanneer we verder wandelen. Ik adem in en uit, schraap mijn keel en mijn moed bij elkaar. ‘Dus je weet het? Dat ik met een vrouw samen ben?’

Hij knikt. Ik probeer hem te lezen maar zijn gezichtsuitdrukking verandert op geen enkele manier.

‘En vind je dat oké?’

Hij kijkt me niet begrijpend aan.

Ik voel me terug dat kleine meisje worden. ‘Wel, ik weet het niet. Ik vroeg het me gewoon altijd af, hoe jij het had gevonden. Of je boos zou zijn, het misschien niet oké zou vinden. Ik weet niet hoe je daarover dacht, homoseksualiteit.’

Papa haalt zijn schouders op. ‘Dat weet ik ook niet. Maar jij bent mijn dochter, altijd.’

Ik glimlach voorzichtig. Mijn schouders voelen minder zwaar. Ik laat mijn hoofd tijdens het wandelen tegen zijn schouder vallen terwijl ik mijn arm om de zijne doe. Hij doet zijn hand op mijn arm, een kort gebaar van warmte.

 

Ook al gingen we de hele tijd rechtdoor, we komen terug aan het wolkenveld aan, de regenboogweg naar beneden. Ik draai me met een zucht om.

‘Kom ik nog terug?’

‘Graag. Neem mijn kleinzoon mee.’

 

Iedere ochtend, voor de wereld wakker wordt, picknicken papa, Siya en ik op de regenboog.

Next
Next

Picknicken op de regenboog